NYC heeft vele bijnamen…”Gotham”, “The City That Never Sleeps”, “Home” (voor VEEL mensen) en natuurlijk “The Big Apple“.
Maar waarom wordt de stad zo genoemd? Het heeft eigenlijk niets te maken met de zoete rode vrucht.
De oorsprong van “The Big Apple
De geliefde bijnaam “The Big Apple” van NYC gaat helemaal terug tot de jaren 1920 en komt uit de context van de paardenrennen. In die tijd was dit een van de populairste sporten van het land en de felbegeerde prijzen stonden in de volksmond bekend als “grote appels” die alle ruiters wilden winnen.
Er waren veel van deze zeer gewilde “big apple” renbanen in New York City en het bleef hangen… mede dankzij de hulp van de beroemde sportjournalist John J. Fitz Gerald van de New York Morning Telegraph.
In veel van zijn columns noemde hij het paardenrencircuit van NYC “de grote appels” van de competitieve paardenrennen in de Verenigde Staten, een term die hij hoorde van Afro-Amerikaanse stalknechten tijdens een opdracht in New Orleans. Hij noemde zijn column zelfs “Around The Big Apple” omdat hij zo van deze uitdrukking hield.
“The Big Apple” 🤝 Jazztijdperk
Toen de uitdrukking “The Big Apple” synoniem werd met prestige en begeerd succes in de sportwereld, werd het in de jaren 1930 al snel gebruikt in de jazzindustrie. New York City werd de jazzhoofdstad van de wereld en kreeg in het hele land het imago van de ultieme bestemming voor jazzmuzikanten.
Vooral Harlem werd een van de meest begeerde plaatsen om te spelen voor jazzfaam, met veel van de beste podia in het land waar de beste jazzartiesten optraden.
De bijnaam “Big Apple” droeg bij aan de blitse mogelijkheden die de lichte stad muzikanten kon bieden. In 1934 opende een jazzclub met de naam “Big Apple” op de noordwestelijke hoek van West 135th Street en Seventh Avenue en Ozzie Nelson and His Orchestra brachten in 1937 een nummer uit met de naam “The Big Apple”.
Heropleving van “The Big Apple” in de jaren 1970
Na vele jaren een beetje te zijn weggezakt, kwam de bijnaam “Big Apple” in de jaren ’70 terug met een hausse in de vorm van een toerismecampagne.
Onder leiding van Charles Gillett, voorzitter van het New York Convention and Visitors Bureau, leunde de campagne opnieuw op de verheerlijkte bijnaam “Big Apple” in de hoop de vrolijke symboliek van de bijnaam uit het verleden terug te brengen.
In vergelijking met de economische en culturele neergang van NYC in het decennium daarvoor, zag deze promotionele boost van de bijnaam (die zelfs leidde tot pins, t-shirts en andere merchandise) al snel overal appels en kreeg de stad een boost in het zelfbeeld. Een beroemd aspect van de campagne is dat New Yorkers en bezoekers werden aangespoord om “een hapje te nemen uit de Big Apple”.